4. Informatiearchitectuur
Laatst gewijzigd door Gebruiker afgeschermd op 14-05-2024 19:51:25
4.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de verdieping van de organisatiearchitectuur naar een informatiearchitectuur. De verschillende processen, dataopslag, data-uitwisseling en functies worden in principes uitgewerkt. Sommige van de principes hebben direct ook impact op de technische architectuur.
4.2 Applicaties en services
De verdieping van de informatiearchitectuur is gedaan op basis van het applicatielandschap. In de inrichting van het landschap is onderscheid gemaakt in:
- FRONT-OFFICE
- Binnen Twente worden alle FRONT-OFFICE taken uitgevoerd door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag is de eerste ingang voor burger en bedrijf. Gezien vanuit de dienst zijn er echter een aantal elementen die invulling geven of bijdragen aan het FRONT-OFFICE. Voor deze taken is een servicenorm benoemd. Denk hierbij aan de communicatie-taak, inzage in stukken, de website van de omgevingsdienst, het openbaar beschikbaar stellen van de stukken en verslagen van het Algemeen Bestuur en de intake van zaken bij de dienst als verlengstuk van het FRONT-OFFICE van het bevoegd gezag.
- BEDRIJFSPROCESSEN
- Alle informatiefuncties die te maken hebben met ondersteuning van de primaire en ondersteunende bedrijfsprocessen
- INFORMATIE-UITWISSELING
- Alle informatiefuncties die te maken met directe interactie, samenwerking en informatie-uitwisseling met ketenpartners en klantdoelgroepen. Het verschil met FRONT-OFFICE is dat dit niet plaatsvindt op grond van generieke servicenormen(zoals een maximale doorlooptijd van een zaak/product) of dat het doel informatie-uitwisseling op zichzelf is. In het laatste geval is informatie-uitwisseling ondersteunend aan de bedrijfsprocessen. Denk hierbij aan het omgevingsdossier dat nu gevormd wordt om de bij de omgevingsdienst aanwezige informatie te delen met ketenpartners.
- INFORMATIE/DATAOPSLAG
- Alle informatiefuncties die zorgen voor de opslag van gegevens.
Visueel ziet dit er als volgt uit:
Diagram niet gevonden4.2.1 Front-office
Publieksvoorlichting
Functionaliteit: Het op een gecontroleerde wijze beantwoorden van algemene publieksvragen met de mogelijkheid om de vraag door te geleiden naar de inhoudelijke deskundige, de termijn van beantwoording te volgen en veel gestelde vraag-antwoord-combinaties te verzamelen en te ontsluiten aan de doelgroep.
Denk hierbij aan de algemene website van de omgevingsdienst bedoeld voor het brede publiek en ondersteuning vanuit communicatie op bijvoorbeeld vragen van media.
Uitvoeringsloket
Functionaliteit: Het op een gecontroleerde wijze beantwoorden van vragen over de diensten die worden geleverd door de primaire bedrijfsprocessen en waarvoor een meetbare norm voor de dienstverlening is afgesproken. Het geven van inzicht in de status van de behandeling van het verzoek om dienstverlening. .
Informatie-technisch is dit ingericht middels het ketenportaal in PowerBrowser.
Daarnaast vormt de administratieve ondersteuning (Team admin) de eerste ingang voor vragen over de status, door verbinden met behandelaars en verzorgt zij de intake voor klachten en meldingen die direct bij Omgevingsdienst Twente binnenkomen.
Publicaties
Functionaliteit: Het op een gecontroleerde wijze beschikbaar kunnen stellen van alle publicaties waarover een bestuurlijk/politiek besluit is genomen.
Publicaties over de middels een zaak door de ODT geleverde dienst blijven de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. De ODT zal teksten voor publicaties aanleveren als onderdeel van de zaak, indien gepast.
Daarnaast heeft de ODT ook eigen publicaties, bijvoorbeeld verslagen van openbare vergaderingen van haar bestuur. Inmiddels wordt ook gesproken over geautomatiseerd publiceren namens het bevoegd gezag vanuit de VTH-Applicatie.
Social Media en (web) content
Functionaliteit: Het op een gecontroleerde wijze beschikbaar kunnen stellen van communicatieve uitingen (eenzijdig). Denk aan nieuwsberichten, publicaties, logboeken, filmpjes. De inhoud wordt via het contentmanagementsysteem geput uit de dataopslag van diverse soorten van content. Maar hier vallen ook bijvoorbeeld uitingen op social media onder, zoals de Organisatie pagina op LinkedIn
4.2.2 Bedrijfsprocessen
De belangrijkste lijnen daarin zijn:
Er is onderscheid gemaakt tussen klantcontact en interactie, procesbesturing, kennisborging en ondersteuning.
In ondersteuning is onderscheid gemaakt tussen basisvoorzieningen (kantoorautomatisering), expertise ondersteuning, secundaire processen en voorzieningen die voor zowel primair als secundaire taken van toepassing zijn (Archief en dossiermanagement)
In de procesondersteuning voor het secundaire werk is onderscheid gemaakt in: PIOFACH systemen (personeel, financiën, etc.) en standaard kantoorautomatisering.
Daarnaast is een managementinformatiesysteem onderscheiden, dat een integrale functie heeft (zowel voor het primaire als het secundaire werk).
Relatiebeheer
Functionaliteit : Ontsluiten van de informatie waarmee een integraal klantbeeld van de klant (in brede zin) kan worden gegeven.
GEMAAKTE KEUZE: Voor de ODT wordt er geen apart bouwblok ingericht om echt relatiebeheer te kunnen doen naar burgers, bedrijven, bevoegde gezagen, etc. Aangenomen wordt dat bij zaken de relevante contactgegevens worden vastgelegd van betrokkenen en van daaruit gecommuniceerd wordt. Voor het “accountmanagement” naar het bevoegd gezag zal geen apart bouwblok worden ingericht. Wel is er aandacht voor diverse rapportages, die al dan niet in het portaal worden opgenomen.
Procesbesturing
Procesbesturing bestaat uit sturing op de verschillende niveaus van processen.
Zaakmanagement
Functionaliteit: Besturen van het proces van afhandelen van een zaak. Het systeem zorgt dat informatie over de zaak wordt vastgelegd. De behandeling van taken wordt uitgezet bij medewerkers. De voortgang van de behandeling wordt gerapporteerd en aan de dienstafnemer wordt de status van de behandeling gerapporteerd. De registratie bevat dus zuiver en alleen de procesgegevens. Inhoudelijke gegevens worden niet in de registratie vastgelegd. Die gegevens liggen in het materiesysteem of in het dossiermanagementsysteem.
Projectmanagement
Functionaliteit: Normaliter bevat projectmanagent als functionaliteit het besturen van het proces van het uitvoeren van een project. Het systeem zorgt dat informatie over het project wordt vastgelegd. De planning van het project wordt geregistreerd, zowel in termen van budget als in termen van menskracht. De voortgang van de uitvoering wordt gerapporteerd en aan de opdrachtgever wordt de status van het project gerapporteerd. De registratie bevat dus zuiver en alleen de projectgegevens. Inhoudelijke gegevens worden niet in de registratie vastgelegd. Die gegevens liggen in het materiesysteem of in het dossiermanagementsysteem.
GEMAAKTE KEUZE: Er is geen aparte projectmanagement ondersteuning. Er is een zaaktype: Project Uitvoeren, worden ingericht voor de verantwoording van projecten. Deze is dus verwijderd uit de overzichten qua benodigde bouwblokken, maar in bedrijfsfuncties is deze nog wel aanwezig. Er wordt ondertussen ook gewerkt aan een projectmanagement methodiek toegepast voor Omgevingsdienst Twente.
Werkstroomondersteuning.
Functionaliteit: Alle hulpmiddelen om de activiteiten binnen een processtap digitaal te ondersteunen. In feite gaat het om een digitale werkinstructie. Het kan bijvoorbeeld gaan om het aanmaken van een brief, het inwinnen van een advies, het opstellen van een considerans, het uitvoeren van een calculatie, etc. Op het moment dat de stap is uitgevoerd wordt dit in een applicatie voor procesbesturing vastgelegd.
GEMAAKTE KEUZE: werkstroomondersteuning wordt geleverd als onderdeel van het zaakmanagement. Er wordt geen apart bouwblok voor werkstroomondersteuning ingericht.
Kennisborging
Kennisborging (materiesystemen)
Functionaliteit: Het vastleggen van inhoudelijke informatie die nodig is om een activiteit inhoudelijk goed te kunnen uitvoeren. De activiteit kan zaakgericht of projectmatig zijn of kan een activiteit zijn op het gebied van beleid en advisering. De registratie bevat gegevens die langer bewaard blijven dan strikt voor de uitvoering van de activiteit nodig is. De gegevens zijn gerelateerd aan objecten (locaties) en /en / of subjecten (personen, bedrijven, instellingen). Hier ligt dan ook een sterke relatie naar de standaarden voor de landelijke basisregistraties. De registratie bevat dus zuiver en alleen de inhoudelijke gegevens. Procesgegevens worden niet in de registratie vastgelegd. Daarnaast ligt hier een sterke relatie naar het uitvoeringsloket en het omgevingsdossier.
Daarnaast is kennisborging ook van toepassing op het kwaliteitssysteem(in de breedste zin) van Omgevingsdienst Twente.
Procesondersteuning Primair Proces
Dossiermanagement
Functionaliteit: Registreren van dossiers en door het vastleggen van metadata zorgdragen voor de toegankelijkheid, vindbaarheid, uitwisselbaarheid, beschikbaarheid, betrouwbaarheid (juistheid, tijdigheid, volledigheid, authenticiteit) en vertrouwelijkheid van de informatie. De applicatie kent een sterke relatie met de applicatie voor archiefmanagement en met de applicaties voor procesbesturing.
Archiefmanagement (recordmanagement)
Functionaliteit: Het identificeren, classificeren, archiveren, bewaren en soms vernietigen van records. Het gaat hier om alle gegevens die vanuit het oogpunt van verantwoording en een bewaarplicht langere tijd zorgvuldig beheerd dienen te worden.
Expertise ondersteuning
Voor sommige activiteiten zijn specifieke systemen of toepassingen noodzakelijk om te ondersteunen in de besluitvorming of de uitvoering van de activiteit. Denk hierbij aan systemen gericht om keuzes te maken over welke objecten gecontroleerd gaan worden, op basis van een risico model. De ontwikkelingen naar de toekomst zullen veel al zijn in deze systemen, waarbij informatie uit andere bronnen samengevoegd wordt.
Procesondersteuning van het secundaire werk
Functionaliteit: Dit zijn meerdere applicaties die veelal geordend zijn naar bedrijfsfuncties als Inkoop, Financiën, Personeel, Facilitaire Zaken. Daarnaast is er vaak een aparte applicatie die de ondersteuning levert voor het opmaken van de begroting, het bijstellen van de begroting, het rapporteren van de voortgang van de uitvoering en het verantwoorden middels een jaarrekening en jaarverslag. Kortom: deze applicatie ondersteunt de uitvoering van Planning & Control cyclus. In deze applicatie hoort ook thuis: het productgericht plannen en verantwoorden van het ingezette volume aan personeel (tijdregistratie) en financiën (budgetregistratie en financiële administratie van de realisatie).
Kantoorautomatisering
Functionaliteit: Ondersteunen van het creëren, wijzigen en verwijderen van content in diverse vormen als tekst, presentatie, spreadsheet, foto’s, tekeningen, berichten die beschikbaar komen via kantoorhulpmiddelen als e-mail, telefonie, fax. Het vastleggen van metadata kan hier ook bij horen.
Noot: Het onderscheid met de andere applicaties in de procesondersteuning is dat de applicaties voor de kantoorautomatisering contextloos zijn ten opzichte van de inhoud van de content. Het kenmerk van deze applicaties is dat ze generieke functionaliteit leveren om content te bewerken, zonder sturing op inhoud. Een documentengenerator hoort thuis in de applicaties voor de procesondersteuning. Deze applicatie is immers niet contextloos.
Managementinformatie
Functionaliteit: Het presenteren van informatie aan de hand waarvan het management van een bedrijf(sonderdeel) kan sturen en /en / of verantwoorden. De informatie is gebaseerd op selectie, aggregatie en presentatie van gegevens die in andere registraties worden vastgelegd. De applicatie registreert dus zelf geen authentieke gegevens.
GEMAAKTE KEUZE: Middels het Oxygene platform van InSpark wordt een SaaS-oplossing afgenomen voor het vormen van een data-lake en datawarehouse, waarna middels PowerBI rapportage worden gepubliceerd naar de betreffende doelgroep
4.2.3 Informatie-uitwisseling
De volgende onderdelen zijn benoemd als voorzieningen voor informatie-uitwisseling.
Omgevingsdossier
Functionaliteit: Toepassingen waarmee het voor opdrachtgevers en de ODT mogelijk is om objectinformatie te delen. Daarnaast worden in het omgevingsdossier bij het object relevante zaken vermeld en relevante documenten getoond. De details (de uitvoering van de) zaken worden niet vastgelegd in het omgevingsdossier, maar in de eigen systemen van de bevoegde gezagen en de leveranciers. Middels koppelingen kan die informatie mogelijk opgevraagd worden. Voor documenten zal bepaald moeten worden welke documenten als kopie in het omgevingsdossier komen en welke documenten als aanwezig getoond worden, maar niet direct opvraagbaar. Mogelijk dat dit soort documenten middels deep-linking wel via koppelingen zijn op te vragen. Een beheerder van de informatie zal aangewezen moeten worden. Het omgevingsdossier is nog niet gerealiseerd. Momenteel wordt hiervoor een business case geschreven onder de naam I-GO+
Het omgevingsdossier zoals dit nu voor ogen gezien wordt zal bestaan uit:
- Kaartlagen/GEO Voorziening om inrichtingen of activiteiten zoals bedoeld in de omgevingswet visueel te representeren.
- Relevante zaken rondom deze activiteit
- Voor delen gemarkeerde documenten waarvan een kopie opgevraagd kan worden via de voorziening. (Vigerende vergunningen, laatste controle rapporten, etc)
- De gedeelde informatie is beschikbaar in de kern-registratie I-GO
- Toegankelijk voor Ketenpartners
Landelijke voorzieningen:
Toepassingen waarmee het voor de ODT mogelijk is om gebruik te maken van basisregistraties of waarmee het voor de ODT mogelijk is om data aan te leveren aan landelijke voorzieningen.
GEMAAKTE KEUZE: Voor de communicatie met landelijke voorzieningen wordt Centraal Aansluitpunt gebruikt.
Regionale voorzieningen:
Toepassingen waarmee het voor de ODT mogelijk is om gebruik te maken van basisregistraties of waarmee het voor de ODT mogelijk is om data aan te leveren aan regionale of landelijke voorzieningen (zoals Inspectieview Milieu die via I-GO aangeleverd wordt).
GEMAAKTE KEUZE: De samenwerking wordt hiervoor voornamelijke gezocht binnen I-GO. Inspectieview Milieu wordt op deze wijze aangeleverd, maar ook de ontwikkelingen op het gebied van Register Externe Veiligheid wordt onderzocht. Centraal aansluitpunt is geprefereerd boven de regio-digikoppeling in Twente. Dit vanwege de kosten en complexiteit.
4.2.4 Dataopslag
De volgende data-opslagen zijn gedefinieerd.
Subject
Functionaliteit: Ontsluiten en / of registreren van gegevens over subjecten (Delen hiervan zullen vastgelegd worden in het omgevingsdossier.)
Object
Functionaliteit: Ontsluiten en / of registreren van gegevens over objecten. (Delen hiervan zullen vastgelegd worden in het omgevingsdossier.)
Actor
Functionaliteit: Ontsluiten en registreren van gegevens over actoren
Zakenmagazijn
Functionaliteit: Ontsluiten en registreren van gegevens over zaken
Projectregistratie
Functionaliteit: Ontsluiten en registreren van gegevens over projecten
Dossier
Functionaliteit: Ontsluiten en registreren van alle informatieobjecten die behoren tot een dossier
Content
Functionaliteit: Managen van de opslag van alle content
Materiegegevens
Functionaliteit: Ontsluiten en / of registreren van gegevens ten behoeve van kennis- en informatiemanagement voor de primaire en secundaire processen voor zover het niet al behoort tot andere onderdelen van de dataopslag. Een deel van de materiegegevens zal vastgelegd worden in het omgevingsdossier.
PIOFACH data
Functionaliteit: Ontsluiten en registreren van gegevens benodigd in de ondersteunende processen
Rapportagedata
Functionaliteit: Ontsluiten van afgeleide gegevens vanuit de brongegevens t.b.v. het beschikbaar stellen van managementinformatie.
4.2.4 Principes voor de inrichting van het applicatielandschap
Informatiearchitectuur: applicatie(landschap)
| |||
Code
|
Principe/Toelichting
|
Status
| Datum |
P4.1.1 |
Koppelvlakken minimaliseren en standaardiseren: Het onderbrengen van functionaliteit in verschillende applicaties vindt alleen plaats als voor het koppelvlak tussen die applicaties standaarden aanwezig zijn.
Onderbouwing
Zonder standaarden geen heldere koppelvlakken. En zonder heldere koppelvlakken heeft het geen zin om functionaliteiten te scheiden. Implicatie:Daar waar mogelijk worden koppelvlakken gecombineerd. ODT heeft geen eigen servicebus waarover alle koppelingen worden gefaciliteerd. Binnen de VTH-Applicatie wordt hiervoor gebruik gemaakt van de geïntegreerde servicebus van de leverancier. Van hieruit worden de koppelingen gefaciliteerd met landelijke koppelingen en koppelingen met gekoppelde componenten. Voor de koppeling met de landelijke voorzieningen vanuit de VTH-Applicatie wordt Centraal Aansluitpun t gebruikt om de koppelingen te combineren. Voor het uitwisselen van data voor management informatie geldt dat hiervoor een apart principe P4.1.5.1 | 27-02-2018 | |
P4.1.2 |
Kanalen scheiden van processen: Kanaalontvangst en kanaalverzending zijn gescheiden van de generieke opbouw van het proces.
Onderbouwing
Elk kanaal kent een specifieke organisatie, handelingen en systemen. Deze dienen per kanaal geconfigureerd te worden. Daarna vindt de stap van ontvangst plaats. Hierin vindt registratie plaats van de zaak, de dienstafnemer (eindklant of opdrachtgever) en wordt de zaak de organisatie ingebracht. In het kanaal post vinden specifieke handelingen plaats (postsortering, scanning, character recognition) die heel anders zijn dan de handelingen in de kanalen e-mail (alleen routeren naar de processtap ontvangst) en telefonie (telefoonnotitie vastleggen en deze routeren naar de processtap ontvangst). Het is zaak in de processtap “Ontvangst” de kennis te concentreren die zorgt dat de zaak juist wordt geregistreerd en wordt uitgezet in de organisatie. Hetzelfde geldt voor uitgaande informatie. |
PETRA
P3.3.3 | 27-02-2018 |
P4.1.3 |
Besturing en ondersteuning modulair maken: In een applicatie is de besturing van de uitvoering gescheiden van de ondersteuning van de uitvoering. De applicatie houdt daar rekening mee in haar modulaire opbouw.
Onderbouwing
Dit volgt uit het principe ‘1 ding in 1 doos’ (modulariteit). Vermenging van besturing en inhoud leidt tot logge, inflexibele en dure systemen. Scheiding geeft de flexibiliteit om onderdelen van de functionaliteit (modules van applicaties) wel of niet te gebruiken. De modulaire opbouw van zo’n applicatie draagt ook bij aan het helder definiëren van koppelvlakken die nodig zijn om de besturingsinformatie of de uitvoeringsinformatie uit te wisselen als dat nodig is (besturingsinformatie wil je bijvoorbeeld uitwisselen als je een integraal klantbeeld wilt opbouwen of informatie wilt verstrekken over de status van de dienstverlening). ImplicatiesHet vraagt om een modulaire opbouw van applicaties. Het vraagt om het gebruik van gestandaardiseerde gegevens voor de externe koppelvlakken. |
PETRA
P4.1.16 | 27-02-2018 |
P4.1.4 |
Zaken en projecten scheiden: Zaken en projecten vragen om eigen functionaliteit die door verschillende applicaties worden ondersteund.
Onderbouwing
Het onderscheid tussen een zaak en een project is wezenlijk. Een zaak wordt uitgevoerd volgens de definitie van een zaaktype, dit standaardiseert de uitvoering van alle zaken die van dat type zijn, het definieert de processtappen, de wettelijke termijn en de dossiervorming. De focus ligt daarbij op beheersing van de uitvoering. De besturing ligt in de dagelijkse leiding. Projecten worden niet gerubriceerd naar projecttype. Alle projecten kennen in de basis dezelfde fasering, mits de omgevingsdienst een werkwijze voor projectmatig werken hanteert. Daarbinnen is elk project uniek en kent een eigen tijdelijke organisatie. ImplicatiesEen werkwijze voor projectmatig werken afspreken. Aan de hand daarvan vaststellen of een aparte projectadministratie noodzakelijk is. Op basis van een eerste inventarisatie is gebleken dat er momenteel geen behoefte is aan een aparte projectadministratie en dat projecten ook als zaak worden gezien. Dit houdt in dat er een apart zaaktype: Project Uitvoeren zal komen waaronder projecten geregistreerd gaan worden voor verantwoording. Toelichting projectregistratieIn ODIE wordt vastgelegd of een project lokaal, regionaal of landelijk wordt uitgevoerd (conform de indeling van de uitvoeringsprogramma’s). Door dit onderscheid wordt het mogelijk om bestede uren en gerealiseerde projecten (efficiënt) te rapporteren ten opzichte van de uitvraag middels de uitvoeringsprogramma’s. Daarnaast wordt in ODIE vastgelegd of een project t.l.v. het UP (uitvoeringsprogramma) wordt uitgevoerd of extern gefinancierd wordt. Door hier bij registratie onderscheid in aan te brengen, is het altijd inzichtelijk of projecten gerapporteerd moeten worden ten laste van het uitvoeringsprogramma of dat uren die zijn gemaakt op projecten extern gefactureerd moeten worden. In verband met dit onderscheid worden projecten altijd aangemaakt door iemand van Financiën (Teammanager Bedrijfsvoering & Control, Financieel Adviseur of Finance Trainee). Daarnaast zijn er “overige projecten” waaronder directe zaken als accountmanager, coördinator en team admin worden geregistreerd. Hierdoor worden deze uren zoveel mogelijk rechtstreeks geschreven op een Bevoegd Gezag en worden de overige uren hiervan toegerekend aan de Bevoegde Gezagen. Aangezien deze werkzaamheden onder “Project overig” worden geregistreerd, vertroebelen deze niet het aantal lokale, regionale en landelijke projecten. |
PETRA
P4.1.6 | 27-02-2018 |
P4.1.5 |
Managementinformatie: Managementinformatie wordt via een tussenstap vastgelegd (in een gegevenspakhuis, bestaande uit een datalake en een datawarehouse). De verschillende registraties die de bron vormen voor de KPI’s zijn de bron voor dit gegevenspakhuis.
Uitwerking
De gewenste rapportages zijn vastgelegd in het rapportage producten boek . In het rapportage producten boek zijn de rapporten en de doelgroepen/rollen beschreven die toegang mogen tot de rapportages. Het gegevenspakhuis bestaat uit meerdere lagen. Zie de technische uitwerking in hoofdstuk 5 . | 27-02-2018 | |
| P4.1.5.1 |
Aanleveringen aan het gegevenspakhuis vindt bij voorkeur plaats via CSV aanlevering: De definitie van rapportages en KPI's leiden tot duidelijke registraties en dus ook tot te realiseren exports van data richting het gegevenspakhuis.
Implicatie:
Door de exports te definiëren, is het duidelijk wat het koppelvlak is. Hiermee is bij vervanging van een component het ook relatief makkelijk om een zelfde export aan te leveren om de keten tot aan de rapportage werkend te houden. Door het vastleggen van de registratie van gegevens in de verschillende systemen en de registratie van de gewenste exports, heeft ODT ook altijd het ontwerp als referentie beschikbaar. Vanuit Common Ground wordt ook meer aangestuurd op RESTfull API's, ook dit zijn geaccepteerde bronnen voor aanlevering, maar hebben (nog) niet de voorkeur voor de aanlevering naar het gegevenspakhuis. De exports worden in de datasets gemarkeerd met export in de aanduiding. Alle exports die gemaakt worden, zijn ook als bron beschikbaar voor het gegevenspakhuis. | ||
Werkplek
Hieronder wordt eerst naar het applicatielandschap gekeken vanuit het gezichtspunt van de medewerker: de werkplek. Vervolgens wordt ingegaan op de gegevensverwerking in de applicaties.
Informatiearchitectuur: applicatie(landschap) – de werkplek
| |||
Code
|
Principe/Toelichting
|
Status
| Datum |
P4.1.6 ----- U 3 |
Eén interface op de IT-werkplek: De gebruiker heeft via 1 interface toegang tot alle applicaties waartoe hij / zij is geautoriseerd. Dit ongeacht de wijze waarop de applicatie wordt geleverd (ASP, SaaS, ODT-systeem, gemeente-systeem, landelijk systeem).
Onderbouwing
Voor de gebruiker moet het niet uitmaken of een applicatie intern of extern staat, en of de applicatie door de omgevingsdienst of door een andere partij wordt geleverd. | 27-02-2018 | |
P4.1.7 ----- U 3 |
Centrale ontsluiting applicaties: ODT stelt de applicaties centraal beschikbaar aan de medewerker. De medewerker kan hiermee onafhankelijk van plaats, tijd en werkplek werken.
Waarbij de voorkeursvolgorde uitgaat naar: 2. Centrale ontsluiting van applicaties, de voorkeur voor alle functionaliteiten die niet door webbased applicaties kunnen worden geleverd 3. Distributie naar de fysieke werkplek (via intune of zelf installatie) ImplicatieDe medewerker kan op elke standaard ODT IT-werkplek toegang krijgen tot de applicaties. De medewerker kan op een niet-ODT IT-werkplek toegang krijgen tot de applicaties mits het device aan enkele standaarden voor het koppelvlak voldoet (instellen van de browser of installatie van een client-applicatie om de centrale applicatieomgeving te kunnen benaderen). | 27-02-2018 | |
P4.1.8 ----- U 3 |
Integrale werkplek: Applicaties die beschikbaar worden gesteld voor samenwerking in een dienstverleningsketen worden integraal ontsloten vanuit de werkplek van de medewerker.
Onderbouwing
De informatie moet bereikbaar zijn. Daarom moeten de applicaties integraal worden ontsloten. Dit voorkomt dat een medewerker op meerdere omgevingen moet inloggen of telkens andere handelingen moeten uitvoeren om te komen bij de informatie die voor het uitoefenen van de functie nodig is. ImplicatiesDe impact is groot. Er moeten hogere eisen worden gesteld aan de applicaties zodat deze voldoen (servicegericht, federatieve single-signon). Ook stelt het hoge eisen aan de processen die zorgen dat medewerkers worden geautoriseerd voor het gebruik van applicaties en informatie. Er moet van worden uitgegaan dat dit niet in 1 keer, en zeker niet in de beginfase kan worden gerealiseerd, als medewerkers de applicaties bij de deelnemers moeten gebruiken. Dit moet zorgvuldig worden gecommuniceerd. Op dit moment (2021) wordt gewerkt aan de implementatie van een eigen HR en Financiele administratie. Hiermee is er geen noodzaak meer tot inloggen op een virtuele werkplek bij Almelo. Zodra de bodem licenties overgedragen zijn, voor de bodem informatie beheer taken, zijn alle applicaties vanuit de werkplek beschikbaar, zonder tussen stap op een gecentraliseerde omgeving bij een deelnemer of ketenpartener(Citrix. o.i.d.) | 27-02-2018 | |
P4.1.9 |
Gegevens niet dubbel invoeren: Applicaties in een samenwerkingsomgeving zijn gericht op informatie-uitwisseling (het gegevensknooppuntconcept) en zijn niet gericht op gegevensopbouw die in de bronregistraties van de deelnemende partijen thuishoort.
Onderbouwing
Voorkomen van dubbele opslag en onvolledige, vage dossiers. Eenmalige opslag, meervoudig gebruik. Gebruik van authentieke gegevens. ImplicatiesDuidelijke status geven aan samenwerkingsdossiers en hoe deze informatie uiteindelijk wordt geborgd (OLO, GIR). | 27-02-2018 | |
P4.1.10 ----- U 3 |
Voor elk devicetype 1 standaard: De ODT biedt de medewerker voor elk ondersteund devicetype (desktop, laptop, netbook / tablet / smartphone) 1 standaard. Voor deze standaard is het dienstverleningsniveau benoemd en bezegeld.
Ondersteuning
Dit is om wildgroei te voorkomen en om 1 interface op de werkplek, centrale ontsluiting van de werkplek en de integraliteit van de werkplek te kunnen realiseren. ImplicatieDit vraagt om afspraken over standaardisatie en nadenken over bijvoorbeeld een enkel type device voor de uitvoering van een functie. (Een toezichthouder die met een tablet volledig zijn taken kan uitvoeren?) | 27-02-2018 | |
P4.1.11 |
Ondersteuning dienstdevice: De omgevingsdienst zorgt volledig voor de ontsluiting van de dienstapplicaties op het dienstdevice. De omgevingsdienst geeft geen ondersteuning voor een niet-dienstdevice.
Onderbouwing
De omgevingsdienst kan alleen verantwoordelijk zijn voor iets waar ze zeggenschap over heeft bezegeld. | 27-02-2018 | |
P4.1.12 |
Geen ondersteuning niet-dienstapplicaties op niet-dienstdevice: Het ontsluiten van niet-dienstapplicaties op een niet-dienstdevice is geen verantwoordelijkheid van de omgevingsdienst.
Onderbouwing De omgevingsdienst kan alleen verantwoordelijk zijn voor iets waar ze zeggenschap over heeft bezegeld. | 27-02-2018 | |
P4.1.12a |
Beperkte ondersteuning dienstapplicaties op niet-dienstdevice: Het ontsluiten van dienstapplicaties op een niet-dienstdevice wordt slechts beperkt ondersteund.
Onderbouwing
Het moet mogelijk zijn voor externe inhuur om met eigen devices gebruik te maken van een aantal basisvoorzieningen van de ODT. Dit voorkomt een onnodige voorraad dienstdevices. ImplicatiesDenk hierbij aan het krijgen van een e-mail en agenda account op een eigen device. Hiervoor zal ook een securitybeleid opgesteld moeten worden, wat wenselijk en niet wenselijk is. Het securitybeleid van gemeente Almelo wordt hierbij zo veel mogelijk gevolgd. | 27-02-2018 | |
P4.1.13 |
Afspraken beschikbaarheid niet-dienstapplicaties: ODT maakt afspraken over de beschikbaarheid van de externe verbindingen voor de niet-dienstapplicaties op een dienstdevice op basis van een risicoanalyse.
Onderbouwing
Aanname is dat dit soort niet-dienstapplicaties in het kader van Het Nieuwe Werken worden gebruikt en veelal webbased zijn (bijv. sociale media). De risicoanalyse moet uitwijzen of de applicatie een bedreiging vormt voor de IT -omgeving van de ODT. Afspraken worden gemaakt over het gebruik en de bandbreedte van de externe verbindingen. Omdat de applicatie niet van de ODT is kunnen over de beschikbaarheid van de applicatie zelf verder geen garanties worden gegeven. UitwerkingDe werkplek is zo ingericht dat het mogelijk is gebruik te maken van niet-dienst applicaties. Hierop wordt in de praktijk ook geen ondersteuning aan geboden, dan wel best-effort. | 27-02-2018 | |
R4.1.1 ----- R4.1.7 |
Applicatievirtualisatie: De omgevingsdienst past bij de ontsluiting van dienstapplicaties applicatievirtualisatie of applicatiecontainers toe.
Onderbouwing
Virtualisatie verhoogt de beschikbaarheid van de applicaties doordat de applicaties elkaar minder kunnen beïnvloeden en doordat alleen dat beschikbaar wordt gesteld wat de gebruiker echt nodig heeft. Desktop virtualisatie wordt (nog) niet toegepast omdat deze oplossing hogere eisen stelt aan de centrale IT-infrastructuur, geen enkel gebruik maakt van de capaciteit op het device en (nog) onvoldoende marktconform is. UitwerkingOmgevingsdienst Twente heeft afgezien van de Microsoft Azure voorzieningen geen "eigen" servers. Ingekochte diensten worden op basis van Software as a Service ingekocht. Hierbij wordt uitgegaan dat leveranciers hun software in gerepliceerde en gevirtualiseerde omgevingen hebben gezet. | 27-02-2018 | |
R 4.1.2 |
Software as a Service en Servervirtualisatie: De omgevingsdienst past bij de ontsluiting van dienstapplicaties het principe van Software as a Service toe. Software wordt zoveel mogelijk als dienst afgenomen van een leverancier. Indien dit niet mogelijk is dan wordt servervirtualisatie teogepast.
Onderbouwing
Servervirtualisatie zorgt voor een hogere beschikbaarheid van het besturingssysteem waarop applicaties worden geleverd. Virtualisatie van de servers bespaart capaciteit in het serverpark, verhoogt de beschikbaarheid (snellere vervanging), vereenvoudigt uitbreiding van de OTAP-omgevingen en kan bij het juist toepassen van standaardisatie kosten besparen. UitwerkingOmgevingsdienst Twente heeft afgezien van de Microsoft Azure Active Directory geen "eigen" servers. Ingekochte diensten worden op basis van Software as a Service ingekocht. Hierbij wordt uitgegaan dat leveranciers hun software in gerepliceerde en gervirtualiseerde omgevingen hebben gezet. | 27-02-2018 | |
R4.1.3 |
Overal 1 keer inloggen: De omgevingsdienst past bij het toegankelijk maken van dienstapplicaties federatieve single-sign-on toe.
Onderbouwing
Dit vergroot het gebruiksgemak, vermindert het autorisatiebeheer, vermindert de kans op beveiligingsincidenten. ImplicatieDit heeft een grote impact. Dit gaat alleen maar werken als de omgevingsdienst en de leveranciers afspraken maken over het gebruik van een federatieve oplossing voor de toegang tot de geautomatiseerde werkomgeving. Gebruikers maken immers gebruik van meerdere omgevingen. Middels Microsoft Azure Active Directory wordt binnen Omgevingsdienst Twente de single-sign-on gerealiseerd. De Active Directory is de plek voor autorisatie tot groepen of rollen. Hierop wordt aangesloten voor het gebruik van individuele applicaties. Bij kleine applicaties of leveranciers zonder koppelpunten op de SSO voorziening, zal de applicatie eigen inlegvoorziening worden gehanteerd. | Aangepast 08-04-2021 | |
4.2.5 Principes over gegevensmanagement
Informatiearchitectuur: gegevesverwerkinggegevensverwerking
| |||
Code
|
Principe/Toelichting
| Status | Datum |
| Datum | Ten aanzien van het gegevensmanagement zijn de volgende basisprincipes benoemd in GEMMA en dienen als hoofdprincipes voor gegevensmanagement.:
Een onderverdeling naar soorten gegevens is verder in dit document gemaakt | 27-02-2018 | |
Hierbij zijn de volgende soorten gegevenskenmerken onderscheiden:
- TIJDgebonden gegevenskenmerken (datum, periode)
- VOLUMEgebonden gegevenskenmerken omtrent productie (throughput, denk aan aantal producten) en capaciteit (middelen, denk aan aantal uren, aantal fte’s, aantal euro’s), hierbinnen wordt onderscheid gemaakt in VOLUME-PLANNINGgebonden gegevenskenmerken en VOLUME-REALISATIEgebonden gegevenskenmerken (gepland aantal uren voor het uitvoeren van een wettelijke taak versus gerealiseerd aantal uren voor het uitvoeren van een wettelijke taak)
- CLASSIFICERENDE gegevenskenmerken (thema, wettelijk kader, aanvraagsoort, controletype, etc.). Hierbinnen is het onderscheid te maken naar classificaties die gebruikt worden voor inrichting van de procesuitvoering en classificaties die gebruikt worden om de inhoud (objecten, subjecten) te typeren.
- METADATERENDE gegevenskenmerken voor het beschrijven van allerlei informatieobjecttypen (zoals documenten, beeldmateriaal, audio, kaartlagen, e-mailberichten, telefoongesprekken, etc.)
- CONTENT: opslag van allerlei informatieobjecttypen.
Informatiearchitectuur: applicatie(landschap)
| |||
Code
|
Principe/Toelichting
|
Status
| Datum |
P4.1.14 |
Gebruik authentieke gegevens: Elk authentiek gegeven wordt in 1 bronregistratie gecreëerd, gewijzigd en verwijderd. De applicaties zijn hiervoor uitgerust met services die alle benodigde bedrijfslogica gebruiken. Het authentieke gegeven mag door meerdere applicaties worden geraadpleegd. Ook hiervoor zijn services gedefinieerd die de applicaties kunnen gebruiken.
Onderbouwing
Op het moment dat duidelijk is waar gegevens worden bijgehouden is het ook eenvoudiger om de informatie af te leiden die nodig is voor het genereren van managementinformatie en voor de uitwisseling met andere applicaties en andere partijen. ImplicatiesHet op orde hebben van het applicatielandschap en het gegevensobjectmodel zijn randvoorwaarden. Daarmee kan de confrontatie worden gemaakt tussen leverende bronregistraties en afnemende applicaties. Van elk gegeven dient te worden bepaald door welke applicatie dit gegeven wordt geleverd. Vervolgens dienen de services te worden gedefinieerd. Een voorbeeld van toepassing is dat informatie die in het omgevingsdossier opgeslagen gaat worden, niet ook nog lokaal opgeslagen wordt binnen de ODT. Dit vraagt om afstemming over het beheer van de gegevens in het omgevingsdossier. UitwerkingODT ontsluit de basisregistraties via de primair proces applicatie PowerBrowser met behulp van koppelingen met het centraal aansluitpunt. De data in PowerBrowser wordt geverifieerd aan de hand van exports naar I-GO, waar een terugkoppeling plaatsvindt over de kwaliteit van de data en authentieke data, conform het model . Op deze manier is er ook een controle op de ingevoerde data of deze authentiek is. | Uitwerking toegevoeg 13-04-2021 | |
P4.1.15 |
Gegevens worden vastgelegd in de applicatie die primair wordt gebruikt om het proces uit te voeren. Als die gegevens ook in andere applicaties nodig zijn dan wordt hier middels services voor gezorgd.
Onderbouwing
Hiermee wordt voorkomen dat gebruikers dezelfde gegevens in meerdere applicaties moeten invoeren. De services zorgen ervoor dat de gegevens ook in andere applicaties beschikbaar zijn. Noot: het begrip service moet hierbij breed worden opgevat. Dit kan in extremo ook een handmatige service zijn. Als er maar duidelijke afspraken zijn over de service. ImplicatiesDit heeft grote impact en moet gezien worden als een lange termijn doelstelling. Lang niet alle applicaties zijn nu met behulp van services te ontsluiten. In de meest simpele vorm bestaat de service toch uit het opnieuw invoeren van het gegeven. Dit moet dan zo efficiënt mogelijk worden afgesproken. Als dit tot teveel extra werklast leidt dan moet een service worden gedefinieerd om de gegevens vanuit de ene applicatie beschikbaar te stellen aan de andere applicatie. Dit kan een dubbele opslag betekenen als het niet anders kan (bijvoorbeeld vanwege performance of om technische redenen). In alle gevallen moet de dubbele opslag gecontroleerd verlopen om fouten zoveel mogelijk te voorkomen. Hiervoor zijn dan beheersmaatregelen nodig. De uit te wisselen gegevens moeten worden gestandaardiseerd. Tevens zijn op organisatorisch niveau afspraken nodig over de kwaliteit van de gegevens. Via de services vindt immers ‘onder water’ wel overdracht van de gegevens plaats naar een ander proces. | 27-02-2018 | |
P4.1.16 |
TIJDgebonden gegevenskenmerken vastleggen in applicaties voor de besturing van de uitvoering. Het betreft vooral het zaaksysteem. Eventueel worden ook aanvullende gegevens vastgelegd in een projectadministratie.
Onderbouwing
Intern binnen een omgevingsdienst zullen deze applicaties in de besturing gebruik maken van deze TIJDgebonden gegevenskenmerken. Die registratie dient dan ook te worden gebruikt voor het genereren van de betreffende KPI’s. Implicaties Inventariseren op welke wijze de TIJDgebonden gegevenskenmerken in deze applicaties kunnen worden vastgelegd zodat het efficiënt aansluit op de manier van werken. Noot: het is niet zo dat alle TIJDgebonden gegevenskenmerken vastliggen in alleen besturende applicaties als het zaaksysteem en projectadministratie. Tijdbesteding zal door de besturende applicatie gedelegeerd zijn naar een tijdschrijfsysteem. Dit betekent dan echter dat het tijdschrijfsysteem gekoppeld moet zijn aan de zaak, het project. | 27-02-2018 | |
P4.1.17 |
VOLUMEgebonden gegevenskenmerken registreren in de applicaties voor de ondersteuning van de bedrijfsvoering. Het betreft vooral de tijdregistratie (personele middelen – realisatie), personeelsadministratie (personele middelen – formatie en bezetting) en financiële administratie ( financiële(financiële middelen – begroting en realisatie, personele middelen in loonsom omgerekend – begroting en realisatie).
Onderbouwing
Om planning en realisatie te kunnen vergelijken is het nodig te beschikken over een compleet beeld. Niet alle activiteiten van de medewerkers zijn zaakgericht of projectgericht. Ook is het zo dat de planning van de benodigde menskracht voor de uitvoering van zaken, projecten en adviezen niet per geval worden geraamd maar op een hoger aggregatieniveau (thema en wettelijk kader). Zaaksystemen en projectadministraties zijn daar niet op ingericht. ImplicatiesZorgen dat de applicaties zaaksysteem, tijdregistratie en financiële administratie gebruik maken van dezelfde classificaties. Als het efficiënter wordt gevonden om de realisatie toch in het zaaksysteem en / of projectadministratie vast te leggen dan dienen de applicaties dit via services gestandaardiseerd uit te wisselen. | 27-02-2018 | |
P4.1.18 |
Een classificerend gegevenskenmerk wordt beheerd vanuit 1 applicatie en wordt gebruikt vanuit de andere applicaties die dat nodig hebben.
Onderbouwing
Hiermee wordt voorkomen dat er verschillende definities ontstaan, wat ten koste gaat van de uitwisselbaarheid. ImplicatiesHet beheer van classificaties toewijzen aan applicaties. | 27-02-2018 | |
P4.1.19 |
Metadataset standaardiseren: METADATERENDE gegevenskenmerken voor allerlei informatieobjecttypen (documenten, e-mailberichten, beeldmateriaal, etc.) worden benoemd in een metadataset. Deze metadataset wordt zoveel als mogelijk vastgelegd in de applicatie voor zaakmanagement (zaakgericht werken) en de applicatie voor projectmanagement (projectmatig werken). De applicaties voor dossiermanagement en archiefmanagement maken hiervan gebruik door verwijzing of overerving.
Onderbouwing
Een deel van de metadata ontstaat in het behandelen van de zaak of in het uitvoeren van een project. Uitvoering van een project leidt tot een zaak. Ook na het afsluiten van het dossier is er een informatieplicht en een bewaarplicht. Metadatering zorgt er voor dat uitleen, bewaring, overdracht en vernietiging van dossiers ordentelijk verloopt. De gegevens van een zaak moeten dus beschikbaar blijven in het dossier en het archief. Implicaties De metadataset standaardiseren. De applicaties voor zaakmanagement, projectmanagement, dossiermanagement en archiefmanagement standaardiseren op het gebruik van de metadataset. Nagaan op welke wijze de metadataset van de zaak en het project duurzaam beschikbaar blijft voor dossiermanagement en archiefmanagement. Voorgesteld wordt TMLO als basis te hanteren voor documenten in het primair proces | Aangepast 14-04-2021 | |
4.3 Gegevens en berichten
Om het geheel overzichtelijk te houden is het volgende generieke gegevensobjectenmodel gehanteerd. Dit model is een versimpelde weergave van RSGB , RGBZ en ImZTC . In het model zijn ook verwerkt het cimPDC en Conceptueel informatiemodel Omgevingswet (IMOW) .
Diagram niet gevondenDit model is aangepast op 14-04-2021 waarbij Zaak en Activiteit zijn toegevoegd aan het model. In het vorige model was er ook een begrip activiteit. Dit is aangepast naar werkzaamheid. Met activiteit wordt nu de activiteit en alle daarbij behorende onderwerpen uit de omgevingswet bedoeld.
| Informatiearchitectuur: Informatie-uitwisseling | |||
| Code | Principe/Toelichting | Status | Datum |
| P4.3.1 | Bij het inregelen van de informatie-uitwisseling worden afspraken gemaakt over kwaliteit van de informatie, de frequentie van de informatie-uitwisseling en de gebruikte standaarden. | 27-02-2018 | |
| P4.3.2 |
De sturingsinformatie wordt uitgewisseld in de vorm van rapporten, volgens geldende open documentstandaarden, zonder intensief berichtenverkeer.
Onderbouwing
Doordat de omgevingsdienst de informatie verzamelt en de uitwisseling een lage frequentie heeft (per kwartaal, per jaar) is uitwisseling van rapporten het meest efficiënt. ImplicatiesDe informatie-uitwisseling vindt niet op systeem-systeem niveau plaats. De uitwisseling vindt plaats via open standaarden. | Vervallen Vervangen door P4.3.2a | 14-04-2021 |
| P4.3.2a |
Verantwoordings-, sturings- en management informatie wordt op een centrale plek ontsloten en gedefinieerd.
Onderbouwing
Door op een plek verantwoordings-, sturings- en management rapportages te definiëren, realiseren en aan te bieden ontstaat een eenduidige definitie van de beschikbare informatie en een enkele waarheid. Voor goede sturing en verantwoording is het van belang om dezelfde rapportage te hebben. Het hebben van verschillende definities, lijsten of rapporten om te kijken naar eenzelfde onderwerp leidt tot onduidelijkheid. ImplicatiesVerantwoording, sturing en management rapportages dienen middels een centrale aanpak in de organisatie te worden ontsloten. Ook is hiervoor een voorziening nodig om de rapportages beschikbaar te stellen. Vanuit verschillende bronnen dient data aangeleverd te worden met een vooraf gedefinieerd doel. De data kan alleen aangeleverd worden als deze in de systemen en processen beschikbaar is. Bij de inrichting van systemen dient er daarom ook nagedacht te worden over de sturen, verantwoording en rapportage behoefte, zodat deze ingeregeld kan worden. Rapportages en management informatie binnen systemen kunnen ook gebruikt worden voor de dagelijks gebruik. Deze worden echter niet gebruikt voor formele verantwoording en sturing. (Denk hierbij aan overzichten openstaande zaken in de VTH-Applicatie zelf, of overzichten als "Mijn Zaken") UitwerkingOmgevingsdienst Twente beschikt over een ontwikkel, acceptatie en productie omgeving waarin in een aantal stappen van ruwe data naar rapportage wordt toegewerkt. Ruwe data wordt in eerste instantie verzameld in een data-lake. Middels transformatie wordt een datawarehouse opgebouwd met verschillende rapportage modellen. Deze modellen bevatten de daadwerkelijke data. De modellen zijn beschikbaar voor de rapportages. De rapportages worden beschikbaar gesteld aan rollen in de organisatie. Zie het hoofdstuk Realisatie Oxygen voor details De rapportages worden vooraf gedefinieerd in het rapportage productenboek . | 14-04-2021 | |
R 4.3.1 ----- P 3.3.1 |
Als zaakinformatie digitaal wordt uitgewisseld dan wordt hiervoor de standaard StUF gebruikt.
Voor nieuwe ontwikkeling vanaf 01-04-2021 geldt R4.3.1a
| PETRA P4.2.16 College Standaar-disatie | Aangepast 14-04-2021 |
| R4.3.1a |
Bij de ontwikkeling van nieuwe diensten en uitwisselingen worden de API Standaarden zaakgericht werken toegepast.
Onderbouwing
Per 01-04-2021 heeft VNG het gebruik van de API Standaarden zaakgericht werken aangeduid met de indicatie 'Pas toe of leg uit'. De standaarden ook wel aangeduid met de ZGW API's, zijn tot stand gekomen om de Common Ground gedachte te ondersteunen. Voor nieuwe ontwikkelingen wordt hiervoor zoveel mogelijke aangesloten. ImplicatiesLeveranciers zullen niet direct de bestaande STUF koppelingen kunnen en willen vervangen door de ZGW API's. Daar waar aangestuurd kan worden op deze ontwikkeling zal Omgevingsdienst Twente dit vragen en aanmoedigen. Voor bestaande implementaties is R4.3.1 gebruikt. | API Standaarden zaakgericht Werken | 14-04-2021 |
R 4.3.2 ----- U 9 |
Als documenten in reviseerbare vorm worden uitgewisseld dan wordt hiervoor de standaard ODF gebruikt.
Uitwerking
In de praktijk wordt vaak in de Microsoft Word Docx formaat uitgewisseld. Des gevraagd kunnen documenten wel omgezet worden naar ODF. In de praktijk hebben burgers, bedrijven en andere overheden een voorkeur voor Word Docx. Dit wordt wel opgeslagen in een Open XML Standaard. | PETRA P4.2.12 College Standaar-disatie | |
R 4.3.3 ----- U 9 | Als documenten in niet-reviseerbare vorm worden uitgewisseld dan wordt hiervoor de standaard PDF gebruikt. | PETRA P4.2.12 College Standaar-disatie | |
R 4.3.4 | |||
-----
U 9
| Voor de uitwisseling met de landelijke bouwstenen van de e-overheid wordt het GDI gebruikt en daarmee de digikoppelingen, digileveringen en diginetwerken. | College Standaar-disatie | Vervallen Vervangen door 4.3.4a | |
R4.3.4a --- U9 |
Voor de uitwisseling met de landelijke bouwstenen wordt aangesloten in de volgende volgorde van voorkeur:
ODT heeft geen eigen infrastructuur, servers, maar een "SaaS-Strategie" waarbij de diensten afgenomen worden van (commerciële) leveranciers. Voor het afnemen en uitwisselen van informatie wordt eerst gekeken naar landelijke voorzieningen, daarna regionale voorzieningen en als laatste lokale voorzieningen bij deelnemers. | ||
R 4.3.5 ----- U 9 | Voor de uitwisseling voor federatieve single sign-on wordt de standaard SAML gebruikt. | College Standaar-disatie | Vervallen Vervangen door 4.3.5a |
R4.3.5a --- U9 | Voor de uitwisseling voor federatieve single sign-on wordt de OpenID Connect standaard gebruikt. UitwerkingDe Azure Active Directory wordt gebruikt met OpenID Connect uitwisselingen naar applicaties voor Single Sign-On | 14-04-2021 | |
R 4.3.6 ----- U 9 |
Voor de uitwisseling van gegevens over producten en diensten wordt de standaard Samenwerkende Catalogi gebruikt.
Uitwerking
In de praktijk is hier nog niet zoveel mee gedaan.Mede omdat er nog geen enkele omgevingsdienst zijn diensten in de Samenwerkende Catalogi heeft gepubliceerd. OntwikkelingVoor de producten en diensten in de omgevingswet worden de ontwikkelingen van de imPDC in het Digitaal Stelsel Omgevingswet gevolgd. | NUP | Aangevuld 14-04-2021 |
| P 4.3.3 |
Flexibiliteit in informatie-uitwisseling : De omgevingsdienst ondersteunt meerdere vormen van informatie-uitwisseling.
Onderbouwing
De omgevingsdienst kent meerdere opdrachtgevers en moet daarnaast ook nog kunnen uitwisselen met collega omgevingsdiensten in verband met concentratietaken. Deze partijen hebben een verschillende vorm en ontwikkelingsniveau van digitalisering. Hierbij geldt wel dat in het kiezen en uitwerken van oplossingen, het uniformiteitsprincipe bovenaan staat. Daar waar een oplossing geboden kan worden die voor alle partijen bruikbaar is, gaat dat boven de keuze die voor een partij geoptimaliseerd wordt. ImplicatieMet de partijen afspraken maken over de veilige manier van informatie-uitwisseling. Onderkende vormen zijn:
| Aangepast 14-04-2021 | |
| P 4.3.4 |
Gebruik nummering : Bij de uitwisseling van informatie worden minimaal de identificerende nummers uitgewisseld. Dit is van belang voor:
Hierdoor is informatie eenvoudig te relateren en kan er een relatie worden gelegd met de gegevens in de bron. ImplicatieAfspraken maken over identificerende nummers. Met name voor zaken en dossiers is dit belangrijk omdat die op verschillende plaatsen ontstaan (bij omgevingsdienst en bij opdrachtgever). Voor objecten en subjecten altijd de identificerende nummers van de landelijke basisregistraties uitwisselen. De uitwisselingen zijn beschreven in de datasets . | Aangepast 14-04-2021 | |
| P4.3.5 |
Volg de Common Ground principes, voor de realisatie van nieuwe toepassingen, componenten en gegevensuitwisselingen.
Onderbouwing
De Common Ground principes zijn er op gericht om componenten te ontwikkelen die voor andere ook herbruikbaar zijn. In het uitdenken van oplossingen binnen de omgevingsdienst is het denken in herbruikbare componenten essentieel om schaalgrote te realiseren. Daar waar oplossingen die gemaakt worden gedeeld kunnen worden met andere omgevingsdiensten, deelnemers of ketenpartners ontstaat schaalvoordeel. Omgevingsdienst Twente is te klein om te ontwikkelen vanuit een gedachte waarbij oplossingen alleen passend hoeven te zijn voor de dienst zelf. ImplicatieBij de realisatie van oplossingen is het handig om vooraf partners te vinden die mee willen ontwikkelen in de voorliggende uitdaging. Waar dat niet mogelijk is, ontwikkel met het vinden van partners in het achterhoofd. | Common Ground Principes | 14-04-2021 |
| P4.3.6 |
Data voor management rapportage wordt van de bron naar de centrale voorziening gebracht via CSV bestanden of RESTfull-API's
Onderbouwing
Door te werken vanuit de rapportage producten en diensten catalogus wordt vooraf bepaald welke informatie noodzakelijk is om opgenomen te worden in het rapportage model en dus geëxtraheerd uit de bronnen. De uitwisseling van deze informatie vindt in een zo plat mogelijke definitie plaats, zodat bij vervanging van een component, bij gelijkblijvende exports van data, de rapportage functionaliteit blijft werken. Waar CSV niet mogelijk is, of waar er reeds RESTfull-API's beschikbaar zijn (zoals de ZGW-API's) kunnen deze gebruikt worden voor de ontsluiting van data. De keuze tussen deze twee methoden, zal afhankelijk zijn van performance en belasting. Daar waar full-exports van data mogelijk zijn, wordt dit geprefereerd vanuit de datalake gedachte. Daar waar performance een issue is, kan gewerkt worden met incrementele exports.(in CSV) UitwerkingAlle exports zijn gedefinieerd in de datasets en gekenmerkt als exports. Bestanden worden veilig tussen systemen getransporteerd (conform 4.3.3) | P4.3.2a | 14-04-2021 |
4.5 Expertise- en Materiesystemen
De beschikbare expertise- en materiesystemen zijn vastgelegd met de overige applicaties op deze omgeving onder systemen. Van elk systeem wordt essentieel informatie vastgelegd om een portfolio te kunnen bij houden.
Verwijder dit item
Weet u het zeker?
| Huidig | Id | Gebruiker | Tijdstip wijziging | Opmerking bij versie |
|---|---|---|---|---|
| 19892 | Onbekend | 14-05-2024 19:51 | Conversie van XWiki voltooid | |
| 19465 | Onbekend | 14-05-2024 19:49 | Initiële versie aangemaakt | |
| 19466 | Onbekend | 14-05-2024 19:49 |
Nog geen opmerkingen